Deze blog heeft misschien meer te maken met depressie dan met huizenstress, maar ik categoriseer hem onder huizenstress omdat ik de volgende feiten nog moet rapporteren:
- Ik heb staan schreeuwen naar mijn hospita. Twee dagen geleden. Omdat ik haar toevallig tegen kwam bij haar auto. Het was misschien meer op de rand van gillen, mijn stem gaat omhoog als ik emotioneel wordt. Had ik maar zo’n mooie rauwe schreeuwstem, en hersenen die geen wartaal uitslaan als ze doordrenkt raken van adrenaline.
- Dit had tot gevolg dat ze eindelijk reageerde met een mail waarin ze meedeelde dat als ik medewerking zou verlenen, ze allicht een vakman konden laten komen om de naden rookdicht te maken.
- Op deze mail heb ik niet gereageerd. En nu vraag je je waarschijnlijk af: Waarom in Godsnaam niet?
a. Haar kennende zit er een addertje onder het gras en wil ze eerst dat ik lief en leuk lach, voordat ik de “privileges” van een rookvrije ruimte verdien. En dat terwijl zij geen moment haar excuses heeft gemaakt.
b. Belangrijker dan punt a: Ik heb al een melding bij de gemeente gedropt in de hoop dat er een handhaver op het hele zooitje wordt afgestuurd, en iemand van hogerop haar eindelijk eens verteld dat wat zij doet echt niet kan (en brandgevaarlijk is).
c. Belangrijker dan punt b: Het toch niet uitmaakt. Ik ga nooit kunnen wennen aan het geluidsoverlast. Ik heb daar een lage zoldering en iedere keer als er iemand loopt, is het alsof ie 20 cm boven je hoofd wandelt. Zie je dan nog maar eens thuis te voelen in een kamertje van 12 m2. En nee ik ben geen student meer dus dat kan ik niet. Ik ben een (bijna) psychiatrisch patiënt die rust nodig heeft.
Blèrend ben ik in de auto gestapt, waar mijn vriendin ondertussen een buikpijn aanval kreeg van de spanning. En daarna ben ik toeterend en met opgeheven middelvinger weggereden.
‘Schatje…’ zuchtte mijn vriendin geërgerd, ‘doe normaal…’
Een kwartier later liep ik met mijn lijf nog pompend van de adrenaline tussen de huzarenslaatjes en de onsjes half om half, want eigenlijk hadden we slechts boodschappen willen doen. Alleen ik was op het lumineuze idee gekomen om “nog even snel” de recorder te plaatsen, om geluidsoverlast te registreren. Mijn vriendin, die op de een of andere manier soms over voorspellende gave beschikt (ik grap altijd dat ze zigeunerbloed heeft) voorvoelde al dat het een slecht idee was. Het is een wonder wat vrouwen bereid zijn te doorstaan voor de liefde. Dat houdt de wereld draaiende. Dat houdt k*twijven als mij van de straat. Of ergens anders waar ik niets te zoeken heb. Uit de kliniek, van het kerkhof, uit de gevangenis; of wie weet waar ik geweest was als ik al deze problemen het hoofd had moeten bieden zonder haar.
De rest van de avond leidde ze me af met games. Die nacht had ik twee extra angstremmers nodig om te onderdrukken wat er die dag was opgelaaid.
Game over
De dagen er na dealde ik met mijn problemen door een vervallen boerenbedrijf op te bouwen in een idyllische vallei, want ik had een brief ontvangen van een overleden oudoom die wist dat ik het hectische leven in de stad eens zat zou worden. Dus verliet ik mijn cubical en reisde af naar de Sterrendauw Vallei. Althans virtueel dan.
Ik wilde niet meer nadenken over mijn imbeciele gedrag. Of over de onrechtvaardigheid die mij werd aangedaan en de manier waarop het leven mij toch altijd weer op briljante wijze buiten spel weet te zetten. Alsof de godin van de lotsbeschikking herself vlak voor me staat terwijl ze een mueslireep eet en dan roept: ‘Haha, sukkel!’ En stukjes in speeksel gedrenkte mueslireep op mijn gezicht belanden bij wijze van extra vernedering.
Mijn vriendin vond dat ik niet in zelfmedelijden moest vervallen. Ik zei dat het niet uitmaakte, want ik was de laatste jaren toch al zo veel kwijtgeraakt.
In navolging van mijn agressieve gedrag zei ze: ‘Jij bent degene die met jezelf moet kunnen leven.’
Ik dacht na over wat het betekende om eens in je leven te ver te gaan. Al die ruwe bolsters die dan op tv of in de depressiepraatgroep opbiechten: ‘Vroeger ben ik echt geen lieverdje geweest..’ waarop dan meestal de rest van het gewelddadige verhaal volgde. En de manier waarop ze zichzelf steeds weer moesten voorstellen met het begin van die zin. Hun geweten voor eeuwig verankerd aan die ene misstap. Waar ze net te laat spijt van kregen. Daarna volgden in detentie vast trainingen anger-management.
Altijd al gedacht dat ik zo’n training ook wel kan gebruiken. Ik kan gruwelijk uit mijn vel schieten. Dan heb ik mijzelf niet meer in de hand. Eens heb ik mijn broertje tegen zijn hoofd geschopt. Ik kon mijn voet nog net op tijd afremmen om de klap niet te hard te laten aankomen. Zo iets is een eeuwige vloek op je onschuld.
Als ik deze woningnood situatie lang genoeg achter me aan blijf slepen stel ik mijzelf alleen maar bloot aan potentieel gewelddadige situaties. Mijn hospita zou tot mijn tergende waanzin die zelfde nonchalante toon blijven aanslaan. En op een dag zou ik het in een split-second verliezen. En dan zouden de poorten naar mijn dagdromende, mijmerende zelf voorgoed gesloten zijn. Ik zou nooit meer thuis kunnen komen in mijn eigen wereld zonder overschaduwd te worden door die donkere wolk van schaamte. Nooit zou ik mezelf meer met de zelfde ogen bekijken.
En daarom (nadat al tig mensen in mijn omgeving me dat hebben aangeraden) zal ik aan het einde van deze maand mijn verlies nemen. De woning zal ik opzeggen. Mijn spullen verhuizen naar de kleine zolderkamer in het ouderlijk huis. De advocaat afzeggen. Gedwee mijn spaargeld overmaken aan de belastingdienst (doordat mijn corrupte boekhouder van 5 jaar geleden is opgepakt moet ik nu 6000 euro aan ze betalen).
En de verslagenheid als een depressieve deken over mij heen laten vallen.
Want ik weet wat er in de plaats komt van vechten.
En het is geen vrede.