Angst

Ze eten aan me iedere nacht.
Hun glibberige lichamen, die overdag rustig afwachten aan de basis van mijn stam, kruipen s’ avonds over mijn jonge vingers en vreten zich een weg door het daar tussen gezeten groen.

Elke nacht weer die nachtmerrie.
De angst als de avond valt, weer wacht mij een nacht horror.

Dan, voel ik ze bewegen aan de basis.
Ze kruipen omhoog.
Mijn angst neemt toe.

Het is duister en ik zie niets. Ik kan nergens heen. Zij bewegen. Wie kan mij helpen?

Hun slijmerige lichamen kruipen omhoog en over mijn blad. Dan, aan de rand daarvan gekomen, nemen zij de eerste hap.
Heel langzaam en pijnlijk begint het eten.
Ze bijten met hun enige harde gedeelte.

Ik schud mij woest uit in de wind en ik druppel in de regen,
maar de etterbakjes zitten vast en ik heb ze nooit los gekregen.

Slijmsporen van mijn stam tot mijn blad. Ik voel mij vies.
Velen hapjes, langzaam voel ik mijzelf verwijderd worden van deze aarde.
En na zo’n gruwelijke nacht, zucht ik in het vroege ochtendlicht.

Overdag probeer ik te functioneren als iedere andere plant,
er niet te veel bij stil te staan. De hel van de nacht.

Ik doe normaal tegen de andere planten,
ze zien mijn beschadigingen heus wel.
Maar ik zwijg en bouw ik door.
Ik hoop dat als ik maar hard genoeg aan mezelf werk, ik dit uiteindelijk zal overwinnen.

Ik zie ook wel eens planten met het zelfde probleem, maar we hebben het er niet echt over. Over hoe het voelt.
‘Misschien is het omdat je bladeren zo teer zijn, dat het jou overkomt.’
Of:
‘misschien sta je te veel in de schaduwhoek waar die monsters slapen.’

En ik bouw dan weer door overdag, want ik heb ook een bloem, helemaal bovenaan. Die is bijna klaar, dus ik bouw elke dag. Ik leef daar naar toe, ik kijk daar naar uit.
Als je maar een bloem hebt is het allemaal wat dragelijker zie je.
Het wordt een mooie bloem dit jaar, dat zeg ik alvast.
Oh, als je al zou weten wat ik weet, zou je dat zeker ook zeggen.

Ik ben eigenlijk de grootste van de tuin, dat zou je met al die problemen misschien niet denken.
Het is niet iets dat ik zo voel, overigens: Ik denk dat ik uit angst gegroeid ben en niet uit trots.
De buitenkant verkijkt altijd, dan kunnen ze zeggen: ‘Ja maar je stáát daar toch?’
Maar ik weet dat ze niet begrijpen hoe het echt zit.
Ik ken tenminste mijn eigen waarheid.

Het voordeel is het uitzicht.
De anderen leven soms zo in hun eigen kleine perkjes.
Dan klagen ze over bladluis en dan denk ik ‘Ja bladluis…’ Dan erger ik me alweer.

Maar goed, voor iedereen is lijden relatief.

De Stokroos