Gevoelige mensen, een uitstervend soort

Vannacht zat er een grote mot op mijn rolgordijn. Of misschien was het een vlinder, maar dat kon ik niet zien, want de vleugels had hij ingevouwen, dus alleen de grauwe buitenkant was zichtbaar.

Ik probeerde hem op papier met glas er omheen over te hevelen, maar hij was onverstoorbaar. Daaruit maakte ik op dat hij al sliep, en besloot hem verder met rust te laten tot de volgende dag.

‘Wel goed onthouden dat ie daar zit morgen en niet zomaar je rolgordijn optrekken of je plet hem,’ dacht ik nog bij mijzelf voor het slapen gaan.

Maar mijn nachtbeleving was veel minder natuurlijk dan de zijne en uren bleef ik wakker zoekend en starend naar sociale media profielen van succesvolle sterren, me afvragend waarom hun daar stonden en ik hier lag. Uiteindelijk deden het antipsychoticum en de angstremmer (geholpen door de restjes Chileense wijn in mijn bloed) hun intrede en forceerde mij in slaap.
Geen extra angstremmers die nacht, die mij levendige nachtmerries kunnen bezorgen, waarna ik  er lang over doe voordat ik verbijsterd in deze wereld wakker wordt en dan tot het diepste van mijn vezels voel dat ik hier niet zou moeten zijn: In deze achterstandswijk, in een diepe depressie, in een uitzichtloos bestaan zonder enige regie over mijn leven.
Nee ik werd goed wakker.

Toch hadden alle duizenden gedachten na die over de bescherming van de motvlinder, hem uit mijn hoofd verdreven en gedachteloos trok ik het rolgordijn omhoog.

Ik werd verrast door het verschrikte gefladder van een Kleine Vos. Hoewel hij een beetje mank vloog, was de situatie toch nog ten goede afgewend. Ik ving hem in het kuiltje van mijn handen, maar toen ik het horgordijn weg wilde trekken ontsnapte hij en volgde een wilde fladderpartij voor het verkeerde raam, waarbij hij zich niet zo gemakkelijk meer liet vangen. Uiteindelijk dreef ik hem door het open dakraam, waar hij onrustig tegen het glas aan bleef vliegen in een poging het luchtruim te vinden. Ik probeerde hem een stukje naar beneden te drijven zodat hij voorbij de brede stijl van mijn dakraam kwam en eindelijk vrij kon zijn. Maar daar wilde hij niets van weten en hij bleef vasthoudend naar de lucht die hij door het glas heen zag vliegen. Na een poosje ging hij uitgeput op de stijl zitten om bij te komen. Ik besloot hem met rust te laten, hij zou zijn weg naar buiten, naar mijn bloemloze bakstenen buurt, vanzelf vinden. Ik hoopte maar dat hij toch ergens wat nectar kon scoren en begon zelf aan mijn ontbijt.

Ik ontbijt tegenwoordig met afleveringen van een reisprogramma van Joanna Lumley. Haar opgewekte humeur en de manier waarop zij iedereen om haar heen goed over zichzelf wil laten voelen te midden van al dat wereldse schoon is mijn nectar. De nectar voor mijn depressieve geest, mijn verdrietige ziel.

Ik steel de afleveringen van haar, net zoals ik zo veel boeken steel online.
Boeken van wijzen om mijn ziel te zalven. Ik heb mezelf voorgehouden dat het niet erg is om dingen te stelen van de rijken, ze zorgen immers zo slecht voor ons op dit moment. Zo schreef één van die wijzen, Dirk de Wachter, dat er een verkleutering plaatsvond in de geestelijke gezondheidszorg. Ik had iemand nog nooit zo’n goede beschrijving horen geven over iets wat ik al een lange tijd zo voel.
En dat grote delen van de opleiding tot psychiater worden gefinancierd door de farmaceutische industrie, waardoor er veel op medicijnen nemen tegen psychische problemen wordt aangestuurd en weinig geld over is voor het inhoudelijke, therapeutische behandelen. Omdat de farmacie een belangrijke financier van die opleidingen is, hebben zij ook over de rest van de lesstof een aardige vinger in de pap. Dirk de Wachter zei dat hij bijvoorbeeld wel eens onderzoek en onderwijs zou willen zien over een onderwerp als spiritualiteit en behandeling, maar dat daar volstrekt geen geld voor wordt vrijgemaakt. Zo worden aspirant psychiaters dus voornamelijk opgeleid tot het haast uitsluitend medicaliseren van de geesteszieke mens. Terwijl we als samenleving juist iets kunnen leren over de stand van zaken in onze maatschappij, van mensen met psychische gevoeligheden. Hun voelsprieten hebben een functie!

Een paar maanden geleden deed ik mee met een soort gratis online spirituele tekencursus. De cursusleidster stuurde ons een opname van een geleide meditatie, waarbij we ons moesten voorstellen dat we uit ons lichaam traden en hoog boven het huis, het land en de zee vlogen. Tranen stroomde over mijn wangen; ik had reeds sinds ik naar de middelbare school ging gewenst dat ik kon vliegen. Wegvliegen, zonder mechaniek, gewoon op eigen kracht, is altijd al een droom van me geweest. Vaak stelde ik het me levendig voor als ik onderweg naar school door de landerijen fietste. (Niet dat het geen fijne school was overigens.)

Toen ik meer achtergrondinformatie over Joanna Lumley zocht, vond ik dat zij grote delen van haar fortuin aan goede doelen schenkt, en er tevens één heeft helpen opzetten waarvan zij nog altijd de ronkende motor is. In het stukje aflevering van vandaag (ik kijk steeds korte stukjes zodat ik het extra lang kan uitsmeren) zei ze voor de grap:

‘En als ik morgen niet meer wakker wordt, weet dan dat ik je echt een wereldmens heb gevonden.’

Joanna Lumley (8:57 in dit filmpje)

En het raakte mij hoe zij, van haar generatie -niet zo doorgeïndividualiseerd als de mijne- zoiets zei. Ik zou er op geen enkel moment aan denken, om mijn laatste woorden nog in het teken van andermans geluksgevoel te laten staan!
(Natuurlijk heb ik er vaak over gedacht wat mijn laatste boodschap zou zijn als ik mijzelf van kant maakte en ik kwam op dingen zoals: ‘Sorry, het is niet jullie schuld’. Of het besluit om helemaal niks te zeggen en alles wat op mijn bestaan duidde vooraf te vernietigen zodat mijn nabestaande mij zo snel mogelijk konden vergeten en misschien zelfs konden geloven dat ik nooit had bestaan.
Maar nooit had ik gedacht om af te sluiten met ‘Jonges, jullie waren geweldig!’ Om tot de laatste snik zo veel compassie te hebben!)

En ik denk echt dat de generatie van Joanna een tijd heeft gekend waarin mensen veel prettiger en verdraagzamer met elkaar samenleefde. Omdat zij nog niet de keuze hadden om dagenlang achter hun beeldschermen door te brengen, maar op elkaar aangewezen waren. Ik heb twee mensen van Joanna’s generatie eens zoiets tegen elkaar horen zeggen in het NPO programma First Dates.
En natuurlijk zal Joanna Lumley ook niet in alle opzichten een geweldig mens zijn. God, ze zal vast wel eens onuitstaanbaar tegen een crewlid over een mislukte opname zijn geweest. (Of misschien was ze stiekem wel een vreselijke moeder of een onbarmhartige zakenvrouw.)

Maar toch was ik geraakt. En toch steel ik van deze persoon. Erg hé.
En ook van Dirk de Wachter steel ik.
En dan lees ik dat geweldige boek ‘De Kunst van het ongelukkig zijn’ dat handen en voeten geeft aan mijn onderbuikgevoelens als geesteszieke mens in deze maatschappij. Het is beide zwaar als verlichtend om zijn realisaties tot me te nemen, gelijk zoals therapie is. (Therapie waar ik nu al maanden op wacht en waarschijnlijk niet eens echt om ga vragen, want hulpverleners geven me alleen maar een slecht gevoel over mijzelf. In plaats daar van heb ik tegen al mijn principes in besloten mijzelf zoveel mogelijk te laten medicaliseren. Iets tussen zelfhaat en wanhoop in.)
En dan weet ik mijn loodzware hart s’ ochtends aan te zwengelen door haar perfecte reizen. Reizen die ik door mijn onvrijwillig ziek zijn nooit zal kunnen maken/betalen.
En dan knijp ik maar weer een oogje toe en steel ik lustig verder, hopelijk richting verlichting. Tot ik mijn persoonlijke Steen van Rosetta vind. (Hoewel het tot nu toe vooral veel kiezeltjes van Rosetta zijn.)

En anders voor een kort geluksmoment buiten mijn realiteit.
Of om mijn bedwelmde geest te slijpen aan wat wijsheid.

P.S. Ik kom er net achter dat een groot deel van de documentaires die ik zo achteloos gestolen heb ook gewoon op Youtube te vinden zijn via een officiële zender… Halve biechtblog voor niks… Dit is weer zo iets typisch dat Adrian Mole ook zou kunnen overkomen.