De afgelopen dagen heb ik gelaten afgeteld. Morgen zullen ze terug zijn en een week lang met de verhuizing boven en naast mijn kamer beginnen. De brief van de rechtsbijstand man kwam langzaam tot stand en daarmee ook de realisatie dat het misschien oorlog wordt. Ook die zullen ze vinden in de brievenbus. Ik ben voorlopig niet van plan open te doen. Net heb ik de ramen afgeplakt, maar dat is tegen de binnenvallende zon: er is een hittegolf op komst.
Als een kluizenaar heb ik mezelf opgesloten in huis de afgelopen dagen. Deels uit verdriet. Eerder deze week is het een moment niet goed gegaan tussen mij en mijn vriendin. En toen heb ik haar uit frustratie een tik uitgedeeld.
Het begon allemaal heel normaal. We deden boodschappen en daarna heb ik haar afgezet bij de psycholoog. ’s Avonds besloten we spontaan nog even wat aan de tuin te doen. Mijn vriendin heeft een tuin aangrenzend aan de gemeente tuin, aan zij en achterkant. Tussen de vorige huurder en de gemeente is het hoog opgelopen toen de huurder werd gesommeerd de meters hoge coniferen achter in de tuin te kappen. De huurder, een jonge kortaangebonden man, vond niet dat hij daar verantwoordelijk voor was omdat de bomen er reeds vele jaren stonden. Daar heeft hij gelijk in, want ik herinner me nog hoe mooi het hier was in mijn jeugd. Toen ontfermde twee rijen donkere, hoge coniferen zich over het in de schaduw gelegen speeltuintje. Het deed een beetje denken aan de sparren achter het huis van opa Berg, uit de anime Heidi, die als een zee vol groene golven meedeinde op de Zwitserse bergwind.
Uiteindelijk trok de jonge man aan het kortste eind. Het resultaat is een gigantische haag halfdode, hier en daar uitgelopen coniferenstronken, op twee meter hoogte afgezaagd, conform de richtlijnen voor sociale huurwoningen. Nu groeien de gemeentestruiken er ook doorheen. Ze woekeren zo hevig, dat ze ook via de grond in de tuin omhoog komen. Er is geen houden aan.
Twee jaar geleden heb ik er aan de zijkant eens flink het mes in gezet en een ruim looppad gecreëerd, zodat ze niet meer door de vervallen schutting zullen groeien. Dit jaar snoeide ik de uitgelopen scheuten met gemak terug. Ik verheugde me er al op het hoekje om de snoeien: Het looppad verder uit te houwen en mijn vriendin ook van de rest van de wildernis te verlossen. Om die gemeente struikjes voor eens en altijd te cultiveren. Geestdriftig zette ik de elektrische snoeischaar er in, maar het kartelblad liep vast. Ik trok mijn elektrische zwaard terug uit de wildernis en zag tot mijn verbijstering dat het zaagblad verbogen was.
Eigenlijk had ik toen moeten besluiten niet verder te gaan. Moeten voelen dat ik moe was. En roekeloos werd. Hoewel ik krampachtig probeerde te doen of dat niet zo was, stond ik constant onder spanning over de definitieve veranderingen in mijn huiselijke omgeving: Na deze week, zou het nooit meer rustig worden. Maar in plaats daarvan stormde ik chagrijnig met de snoeischaar naar de schuur, om de bladen met behulp van de bankschroef en wat lijmklemmen terug te buigen. Op mijn hoede liep ik langs mijn vriendin, die verdrietig op een tuinstoel zat bij te komen van het gesprek bij de psycholoog. Het was niet zo’n goed gesprek geweest, maar ik had niet de neiging gevoeld haar emotioneel bij te staan en aanvankelijk was ook zij driftig in de tuin aan het werk geslagen. Nu zat ze daar, ineen gedoken, met de onkruid wieder in haar open handen op schoot, en resten van tranen in haar ooghoeken. Maar ik zag het niet.
Haar nietsontziende ogen volgde mij en een moment later leunde ze door het schuurraampje en zag wat ik met de snoeischaar had uitgehaald. Betrapt gromde ik wat en mompelde dat ik wel een nieuwe voor haar zou kopen om van het gezeik af te zijn. Het is verdomde moeilijk een ongelukkige vrouw gelukkig te maken en soms zijn twee personen met mentale problemen er net één te veel voor een relatie.
Nadat ik de elektrische snoeischaar in de bankschroef en lijmklemmen had achtergelaten in de hoop deze zo terug te buigen, toog ik naar buiten met de gewone snoeischaar en de takkenschaar in mijn kontzak om het karwei te vervolgen. Stiekem keek ik hier al een jaar naar uit. Nader onderzoek wees uit waar de elektrische snoeischaar zo kapot op was gegaan: In de wirwar van gemeentestruikjes lag een gaas hek gewikkeld. Het was hetzelfde als het hek wat in de achtertuin van mijn vriendin de gemeentegrond van haar grond scheiden en na jaren van overwoekering onzichtbaar geworden voor mij en mijn snoeischaar. Maar nu niet meer, ik zou het weg knippen en de gemeentestruikjes dan ook gemakshalve even cultiveren.
Zelf waren ze dat in ieder geval niet van plan, hoewel ze vorig jaar wel gedwee en tot onze verbazing het uitgehouwen pad tussen de schutting op hun jaarlijkse rondje hadden bijgehouden. Met hun onverwoestbare professionele elektrische snoeischaren.
Ik liep dus terug voor de kniptang, mijn vriendin achterdochtig in mijn kielzog.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg ze verschrikt.
‘Dit metaaldraad, dat helemaal vanaf jou hek loopt wegknippen,’ legde ik uit. ‘En daarna hier even de hoek om, die verdomde struiken weg knippen.’
‘Ik wil niet dat je dat doet,’ riep mijn vriendin op aangeslagen toon. Ze positioneerde zich pontificaal voor de struiken en nam met haar armen een beschermende pose aan ten overstaan van de struiken. Alsof ik één of andere bruut was.
‘Schatje,’ zei ik, ‘wil je dan dat het je hele tuin door woekert? Kijk dan, dat gaas hek is er helemaal mee verweven’.
Dat vond mijn vriendin ook nogal verbazingwekkend, maar desalniettemin zei ze: ‘Ik wil het niet hebben, als je dat weghaalt komen al die buurtkinderen hier achter het hek zitten.’
Van binnen begon ik te koken: Dit is waar ik mee te maken heb dacht ik bij mezelf, een vrouw die te bang is voor de wereld en daarom alles wil laten begroeien, terwijl ik haar juist van die ongelukkige tuin probeer te bevrijden. She can’t be helped…
‘Ze komen hier heus niet allemaal achter,’ probeerde ik haar gerust te stellen, ‘bovendien als we geen pad knippen kunnen we ook die coniferen niet kort houden en misschien volgend jaar verwijderen. Dit is voorwerk. Kun je me nou alsjeblieft een keertje vertrouwen? Ik weet waar ik mee bezig ben.’
Maar ze overspoelde me met haar logica en daar kon ik niet tegenop.
‘Ik kan het misschien niet zo goed uitleggen, maar ik weet gewoon dat dit handig is om te doen nu,’ probeerde ik. Daarna schoot mijn stem omhoog: ‘Ik ben geen domme kracht die alles maar alleen volgens jou regels gaat doen!’ riep ik.
Daarop begon zij op een soort panikerende manier de mantra die ze met haar psycholoog bedacht had tegen mij te gebruiken: ‘Schatje,’ riep ze, ‘mensen hebben al mijn hele leven over mij heen gelopen, maar nu zeg ik stop! Nu stoppen, nu is het klaar.’
En toen voelde ik me officieel tot de vijand van haar bestaan gemaakt.
Ik, die haar het hele huurhuis had helpen opknappen, waar ze altijd steen en been over klaagde. Ik die haar steunde met alles en al 3 jaar gefaseerd haar tuin aanpakte. Ik die haar nota bene aan de psycholoog had voorgesteld waar ze nu zoveel progressie bij maakte. Bij wie ik nu zelf in een slecht daglicht was komen te staan.
Ik was nu blijkbaar degene geworden die zij therapeutisch moest verslaan om bij haar eigenliefde te geraken. Public enemy nr. 1.
‘Het mag bij jou ook nooit goed gaan hè,’ schreeuwde ik. ‘Nou prima, dan moet je het ook maar zelf doen!’ En ergens daar gaf ik haar een tik op haar schouder, gooide mijn gereedschap neer en stormde langs haar heen naar binnen. Ik kleedde mij om, pakte mijn boeltje bij elkaar en vertrok. Haar perplex achterlatend met de troep.
Eenmaal thuis had ik geen zin om met mijn gevoelens te dealen dus verzonk ik tot diep in de nacht in een stompzinnige game. De dagen erop stelde ik het bij haar langs gaan uit. In ons eerste telefoongesprek stelde ik voor het uit te maken, want ik wilde niet degene zijn die zijn vriendin begon te slaan: Ik was mezelf niet meer. Als je het mij vraagt, drijf ik al verder bij mezelf vandaan, door die stomme constructie die wij een relatie noemen. Vervolgens, na een schreeuwerig telefoongesprek, stond zij bij mij me op de stoep. ‘Mag ik bij je binnen komen,’ vroeg ze.
‘Alleen als je weer weggaat zodra ik zeg dat je weg moet,’ zei ik en liet haar met tegenzin binnen.
Maar het had geen zin. Binnen een half uur stond zij weer over grenzen te schreeuwen. Ik bleef betrekkelijk rustig en zei slechts: ‘Eruit.’ Ik pakte haar tas op, liep langs haar heen naar de deur en wees demonstratief naar buiten. Ze wist wat de afspraak was en vertrok. Huilend is ze toen naar haar ouders gefietst. Haar vader keurt me sindsdien geen blik meer waardig.
Aanvankelijk had ik geen zin om ook maar ergens aan te denken en was het enige ultimatum wat voor mij belangrijk was: dat zij naar mij luisterde als we in het vervolg aan haar tuin werkten, óf dat we nooit meer iets samen aan de tuin zouden doen, om het hele conflict te vermijden.
‘Het is per slot van rekening jou tuin,’ wierp ik haar toe.
Maar uit medelijden onderdrukte in mijn behoefte om weer in de game die ik nu al dagen speelde te verzinken en belde haar terug met een milder gemoed.
‘Schatje we komen er heus wel uit, het spijt me, het is me gewoon allemaal zó snel te veel deze dagen,’ zei ik.
We maakte het goed, zo ver dat mogelijk was door de telefoon. We verzonnen oplossingen voor de problemen waar we tegenaan waren gelopen.
‘Ik zal voortaan beter proberen te communiceren wat ik ga doen,’ ze ik.
‘Ik zat heel erg in mijn emotie,’ legde ze uit over het armen spreidende geschreeuw in de tuin. Ik vertelde haar over het inzicht dat ik had opgedaan voordat ik haar opbelde: ‘Ik merk gewoon de laatste tijd dat ik zo veel op mijn nek heb, dat ik alles met gevoel probeer weg te duwen,’ zei ik, ‘inclusief jou.’
‘Ja dat merk ik ook de laatste tijd aan je,’ sprak ze dof aan de andere kant van de lijn.
‘Ik weet echt niet hoe lang ik het nog vol houdt,’ zei ik, ‘maar als jij daar oké mee bent, deze krakkemikkige constructie die wij een relatie noemen,’ zuchtte ik.
Ze was er oké mee.
Al vanaf het begin heb ik het zeker eens per half jaar uit proberen te maken, te opgelaten van al die gevoelens en met een permanent schuldgevoel als een juk om mijn nek. Want ik weet dat ik niet goed ben in relaties. Al mijn relaties voor deze heb ik na een half jaar verbroken. Ze gaven me de kriebels en maakte dat ik me opgesloten voelde, hoe lief bedoeld ook.
Nou ja, wij accepteren de mateloze schipbreuken die we lijden en gaan weer verder. We bekijken het per moment. Onhandig overleven we. Samen.
De zee was nogal onstuimig en de gemoederen verhit, zo te lezen. Ik hoop dat jullie er samen heel sterk uit gaan komen!
LikeLike
Geen zorgen, wij modderen altijd voort, aan iets dat eigenlijk de zuiverste liefde is.
LikeLike