De afgelopen week heb ik halsbrekende toeren uitgehaald om mijn
grote woningnood vraagstuk het hoofd te bieden. De paniek laaide op toen ik –wederom-
gerommel hoorde aan de andere kant van de muur. Er waren meerdere mensen aan de
gang en mij bevloog dezelfde angst als voorheen: dat de verbouwing buiten mijn
weten om begonnen was. In paniek appte
ik mijn coach. De zo rustige dagen die ik daarvoor had, waarin ik mijzelf kon doen
geloven dat ik het allemaal koelbloedig en loyaal zou afhandelen, smolten als
sneeuw voor de zon weg. Opeens veranderde ik in een angstig wild dier. Mijn
hoofd begon te bonzen, waarna mijn hart volgden.
‘Hoe had ik alles ook zo op zijn beloop kunnen laten’, verweet ik mijzelf. Als
een bezetene begon ik te zoeken op het internet. Naar linkjes over huurders rechten.
Ik kwam uit bij een lokale adviseur en stuurde een oververhit mailtje nadat er
niemand opnam. Mijn coach was ondertussen online en instrueerde me om even een
kijkje te gaan nemen achter het hek. Als ik daar klusmannen en de hospita zou
aantreffen, zou ik even moeten vragen wat de planning was en hoe lang het zou
duren. Met een bakje afval als cover
toog ik buiten mijn domein.
Er waren geen klusmannen aan de andere kant bezig, maar slechts de tuinvrouw en twee helpers. Ik stotterde een begroeting, ledigde mijn afvalbakje in de container en verdween weer achter mijn schutting.
Gegeneerd appte ik mijn coach over de uitkomst en hoewel ik opgelucht was, realiseerde ik me wel dat het zo niet verder kon. Ik kon dit probleem niet nog langer ontwijken. Er zou vroeg of laat een idiote hoeveelheid geluid naast en boven mij beginnen en het zou nooit meer over gaan.
Dus herpakte ik mijn online zoektocht naar geschikte onderkomens. In mijn prijsklassen zijn dat voornamelijk kamers. Stel je voor, je bent bijna eenendertig en moet nog twee jaar als een student bij een hospita in huis op kamers. Of erger, in een studentenhuis. Je probeert je depressie te verbergen voor de wereld. Snikt alleen zachtjes in bed omdat het er zo gehorig is. Dept je rode ogen zorgvuldig droog als je naar de wc moet, uit angst dat je iemand op de gang tegenkomt die je zo ziet. Probeert het onuitstaanbare lawaai van je huisgenoten te gedogen door een flinke dosis angstremmers te slikken. Dit was mijn voorland. Het was gedaan met de rust. Mijn huis, welk huis dat dan ook zou zijn, zou voorlopig niet meer als “thuis” aanvoelen. Ik zou kilo’s afvallen, omdat ik van de zenuwen geen hap naar binnen kreeg. Misschien zou het komen tot een flinke kuur antidepressiva, die dan ook met alle pijn van dien opgebouwd moest worden. Misschien moest ik uiteindelijk wel liegen over mijn werkeloze en mentale status, aangezien in iedere advertentie op Marktplaats werd gezocht naar “een werkend of studerend persoon”. Dan zou ik mij dagen lang in de bibliotheek moeten verschansen, ten einden te doen alsof ik naar mijn werk was. Uren per dag zou ik over straat moeten slenteren. Ik had al bedacht dat ik zou zeggen dat ik als schoonmaker werkte. Op die manier kon ik vervelende inhoudelijke carrièrevragen ontwijken. Niemand vraagt een schoonmaker ooit over zijn carrièrevisie. Een halfleven wachtte mij.
Totdat ik s’ avonds een telefoontje kreeg van een vrijwilliger van de rechtshulpverlening. Hij nodigde mij uit voor een gesprek de volgende ochtend, om mijn rechten als huurder te bespreken. Ik had een rusteloze nacht en stapte de volgende ochtend brak van de zenuwen op mijn fiets. Alles in mij schreeuwde dat ik er helemaal niet klaar voor was om deze problemen op te pakken en ik heb me die week meerdere keren gevoeld zoals de hoofdpersonen in het boek wat ik aan het lezen ben: “Accordeonmisdaden” van Annie E. Proulx (die je kent van de film Brokeback Mountain). Ze beschrijft daarin het harde emigrantenbestaan in het Amerika van de jaren 1800 tot 1970. Mensen die niet leven maar overleven. Zo voelde ik me ook afgelopen week. Sinds deze week heeft een alerte wakkerheid zich van mij meester gemaakt. Een onbekende hoeveelheid energie is ergens uit mijn lijf vandaan gekomen, waar er eerst alleen maar sprake was van een slaperige depressie. Overlevingskracht. Hoewel mijn batterij eerst voornamelijk aan het opladen was, is hij nu weer in de gebruiks-stand geschoten, maar van een defecte batterij baart dat mij zorgen.
Toch was het gesprek met de man van de rechtshulpverlening goed. Het bleek dat ik nog best veel rechten had als huurder en mijn hospita de huurovereenkomst maar liefst op drie punten zou overtreden als zij de verbouwing en woonplannen zou doorzetten. Ook het bezwaar maken op de eventuele urgentie afwijzing leek nog kansrijk, omdat er van mijn kant uit echt sprake was van psychische mishandeling. Opgetogen en bibberend reed ik bij de rechtshulpverlening weg. Nieuwsgierig maakte ik nog een foto van het bord vol initiatieven die er in dit pand onder één dak waren. Het bleek voornamelijk gekoepeld onder een soort geloofsorganisatie. Op de website stond een foto van een vrouw die eens naar onze praatgroep was gekomen. Ze werd gedwongen door haar zus om iedere zondag naar de kerk te gaan, die geloofde dat dat hielp tegen haar depressie. De zus vernederende haar tot op het bot wanneer ze te depressief was om te komen. Het kwam me voor hoe absurd het is dat iemand onder die omstandigheden nog zo stralend op de foto kon staan. Maar vrouwen met mentale problemen krijgen het nu eenmaal vaak voor elkaar zich achter een naadloos masker van volmaakt geluk te verschuilen.
P.S. De halsbrekende toeren staan pas in een volgende blog en hebben van doen met lange afstanden auto rijden en bijna ongelukken maken. Hiep-hoi.
Dit klinkt toch weer een beetje hoopgevend. Ik hoop echt dat het iets goeds gaat uitwerken, deze stappen!
LikeGeliked door 1 persoon
Ik zal de rest een dezer dagen even uitschrijven, want er zijn alweer dingen gebeurd. In ieder geval leuk dat je ze zo vast leest. 😀
LikeLike