Het is één dag en een aerobics homevideo later en ik kreun
alweer van de spierpijn die zich ophoudt in mijn rug. Wat ben ik toch een
papzak. Vandaag is zo’n dag dat het me weer even allemaal te veel is. Ik heb
geen honger, mijn buik laat het tegenwoordig afweten als er te veel prikkels
zijn. Alsof ie daarmee zegt, ‘nee, nee, geen eten, we hebben hier echt nog
genoeg achterstallig werk.’ Buiten waait het hard. Ik wordt laat wakker en lig
dan nog een lange tijd te piekeren in mijn bed. Misschien heeft het ook niet
mee gewerkt dat ik gister zo laat pas ging slapen. Ik was nog druk bezig met
gamen, na een mislukte vrijpartij met mijn vriendin. Het hielp wel tegen de agressie,
om flink wat guardians af te slachten
in Zelda: Breath of the wild. We
hebben er achteraf om gelachen, mijn vriendin en ik. Ik heb me daarna
gefrustreerd op ons verlate avondmaal gestort en vier broodjes en een reep
chocolade naar binnen gewerkt.
‘Het kunnen ook de medicijnen zijn, waardoor het niet lukte,’ opperde zij.
‘Mogelijk, maar dat is vorige keren ook geen probleem geweest.’
Ze heeft wel een punt. De antipsychotica die ik in lichte dosis slik, werkt
libido verlagend. Ik heb ondervonden dat het levenslust verlagend werkt in het
algemeen. Alle driften raken er van in een roes. Waar ik eerst nerveus en
opgefokt leefde en al mijn emoties voelde, neem ik nu genoegen met dagen lang
tekenen en heb ik eigenlijk helemaal niet meer de behoefte om naar buiten te
gaan. Of aan mijzelf te werken in het algemeen. Het is heerlijk rustig, maar
wel nep.
Ik voelde dus gisteravond veel opgehoopte spanning en mijn vriendin zij lachend dat ze er een beetje bang van werd. Ik knuffelde haar na het avondeten en we kwamen aan de praat over boosheid.
‘Boosheid zit in me,’ legde ik haar uit,’ ik kon als kleuter al heel driftig worden’.
‘Ik heb dat niet, maar mijn moeder kan wel echt boos worden, en agressief ook, dus daarom wordt ik er altijd een beetje bang van.’
Mijn vriendin heeft geen goede jeugd gehad en verwerpt woeden om die reden ook een beetje, omdat ze zich zo onveilig heeft gevoeld vanwege haar moeder.
‘Ik vind drift een mooie emotie, hoewel ik ook weet van mijzelf dat ik blind van woede kan worden en daarom vermijdt ik veel situaties, want dan kan ik uit controleverlies dingen gaan doen waar ik spijt van krijg. Laatst bijvoorbeeld dacht ik hoe het zou zijn als ik tegenover een UWV verzekeringsarts kwam te zitten die mijn verhaal niet serieus nam en mij tegen mijn wil in weer aan het werk zou willen krijgen. Dan zou ik niet voor mijzelf in kunnen staan. In de dagdroom die ik daar over had, stak ik de man neer.’
‘Dat is best wel heftig,’ zei mijn vriendin.
‘Jawel, maar het is een uitlaat klep voor mijn gevoelens, om daar dan zo iets naars bij te bedenken. Mocht zo iets in het echt gebeuren, dan zou het ook kunnen zijn dat de onmacht naar binnen slaat in een onbedaarlijk huilen of paniekaanval bijvoorbeeld. Het kan twee kanten op.’
Ik vertelde dat het driftkikker gen in mijn familie zat aan mijn vaders kant. Vrijwel al mijn neefjes en nichtjes hebben wel eens een paar tikken gehad. Ik zelf trouwen nooit, maar mijn broertje bijvoorbeeld wel. Het autisme zit mijn inziens ook aan die kant van de familie en daarmee komen we op de iets lelijkere kant van het vaak zo opgehemelde spectrum. Ik zeg niet dat agressie per definitie iets met ASS te maken heeft, maar woede voortkomend uit onmacht over een sociale situatie kan dat wel hebben. Bovendien heeft mijn opa mijn ooms en vader ook met de harde hand opgevoed. En er is een leraar, uit hun jeugd waar ze het altijd over hebben. Die man overleefde de Tweede Wereldoorlog maar sloeg er vervolgens in de klas op los. In die tijd was dat nog normaler. Ook vertelde ik haar over mijn eigen blinde woede en hoe ik na een maar voortdurende ruzie met mijn autistische broertje zo’n blinde woede kreeg dat ik een stoel naar hem toe gooide. In een andere situatie heb ik hem in blinde woede tegen zijn hoofd geschopt, ik kon mijn voet gelukkig nog net afremmen. Het zijn dingen waar ik mij ontzettend voor schaam.
‘Mijn moeder heeft het zelfde als jou met agressie,’ vertel ik mijn vriendin,’ ze verwerpt het ook. Ze heeft net zoals jou een agressieve opvoeder in haar jeugd gehad. Jullie hebben dat wel gemeen. Trouwens ze heeft zelf ook wel eens een gat in de muur getrapt en een leverworst naar mijn vaders hoofd gegooid voor de scheiding.’
Mijn vriendin haar oren klapperen van al dat geweld.
‘Erg ook eigenlijk dat je in je partner weer net zo’n driftkikker zoekt…’peins ik.
‘Mijn ex had dat ook zo erg, die schold altijd iedereen uit die niet goed reed als we in de auto zaten,’verteld ze. ‘Een keer reed ze licht tegen een paaltje aan en stapte ze uit en schopte uit woede een steen weg. Ik zei dan ”Jeetje kan het niet wat minder”. Ze kon me ook hele avonden doodzwijgen als ze boos op me was.’
‘Dat van dat tegen een paaltje aan rijden begrijp ik best, vooral als het je eigen nieuwe auto is. Maar dat doodzwijgen is gewoon manipuleren hoor. Het lijkt me stug dat ze een hele avond zo oververhit van woede is dat ze geen woord kan uitbrengen,’ zeg ik.
Het gezin waar ik uit kom is overigens prachtig, maar het is ook maar een gewoon arbeidersgezin met rauwe randjes. Mijn vader dronk soms te veel, mijn broertjes hadden vaak ruzie met elkaar en daardoor zijn de twee ruiten van de achterdeur gesneuveld. De bovenste ruit ging toen mijn jongste broertje de ander in blinde woede achterna zat met een vishengel. De oudste pesten hem namelijk vaak en deed de deur dan voor zijn neus op slot. Hoe de onderste ruit aan zijn einde is gekomen weet ik niet precies meer. Kan zijn door een schop er tegen aan of door het heel hard dicht gooien van de deur. Tevens heeft mijn moeder er nog een mooi gat naast gemaakt door met haar vuist of schoen door het gipsplaten muurtje te trappen. Het was vlak voor de scheiding en ze was woedend op mijn vader.
Mijn vader noemde ik als kind wel eens “burgerbarbaar” omdat hij soms zo nors was. Hij was geen ochtendmens, en als hij s’ ochtends naar zijn werk ging, schold hij altijd om het minste of geringste. “Godverdomme” was het woord bij uitstek. Ach, je moet het hem te kennen geven, als je 8 uur zwoegen in de giftige dampen van een metaalfabriek te wachten staat.
Het is me een tijd lang een raadsel geweest hoe mijn moeder en vader bij elkaar zijn gekomen, hun karakters liggen zo ver uit elkaar. Mijn moeder is een mensen-mens, extravert, rusteloos, spiritueel en politiek links. Mijn vader heeft een hekel aan de meeste mensen, is introvert, een denker, een bouwer en een maker, atheïst en politiek rechts.
Het moet blinde liefde zijn geweest (even iets anders dan blinde woede). Ik weet in ieder geval dat mijn moeder mijn oma erg bewonderde en vaak bij haar op bezoek kwam. Mijn moeder was toen met mijn oom, maar in die relatie zat geen pit. Op en dag was mijn oma druk bezig het huis netjes te maken. ‘Vandaag komt mijn zoon vrij,’ zei ze tegen mijn moeder. En zo geschiede.
Nu lag ik vanmorgen over nog meer te piekeren. Mijn hospita, die nu al bijna een jaar uit haar koffer leeft, heeft mij laatst op de hoogte gesteld van haar plannen. Ze wil gaan samenwonen met haar nieuwe vriend en zijn bloedje van een zoon moet dan in mijn huis. Een jaar geleden emigreerde haar broer en zijn vrouw uit Afrika en woonden zolang ze niets konden vinden in haar huis. Hij is fotograaf en jazzmuzikant. Ik vreesde het ergste, maar het bleek een erg introverte man te zijn. Hij en zijn vrouw hebben sowieso een sociale onhandigheid over zich die mij sterk doen vermoeden. Maar het is niet van hun generatie om er een stempel op te drukken, zoals dat vaak verwijtend wordt gezegd. Tot mijn grote ontsteltenis hebben ze nu al een huis gevonden, terwijl ik zelf al vijf jaar op de wachtlijst sta te kniezen. Belachelijk, de hele huurmarkt zit vast, maar voor die vijftigers is alles weer tot in de puntjes geregeld. Dan weet je als dertiger dat je in de tijd van de vergrijzing leeft.
Mijn hospita was helemaal afgepeigerd. Ze logeert nu al een jaar bij haar vriend en af en toe in haar eigen huis. Maar het voelt natuurlijk niet als thuiskomen wanneer er twee mensen in je huis wonen. ‘Ze zijn nu aan het klussen en gaan er over drie weken uit,’ vertelde ze.
‘En dan komen William en zijn zoon hier wonen?’ informeer ik voorzichtig.
‘Nee eerst neem ik even drie weken adempauze, daar ben ik wel aan toe,’ zegt ze,’ en dan moet ik nog eens even goed nadenken over dat samenwonen,’ komt ze mij tegemoet.
‘We willen dan zijn zoon in de garage naast jou laten wonen zo lang jij nog niets gevonden hebt,’ verteld ze.
Een naar gevoel vult mijn maag. ‘Oh, oké…’ maar het is toch helemaal niet geïsoleerd daar en er staat helemaal niets in,’ probeer ik nog.
‘Ja maar die kamer van mijn dochter is echt te klein voor hem.’
Hier zit ik nu dus mee in mijn maag. Doemscenario’s vulde vanmorgen mijn brein. Ik moet er over een paar weken nog maar even met haar over praten. De laatste keer dat er iemand in de ruimte naast mijn huis zat is uitgelopen op een fiasco. Een arme vriendin van haar, die bij haar in het gevlei viel, heeft daar toen een naai atelier op mogen zetten. Thuis had ze een boze Israëlische man en een zwangere tienerdochter wonen dus ze was blij “dat ze er dan even uit kon”.
Maar van die naaimachine werd ik helemaal gek (om nog maar de zwijgen van de radio) omdat het hier zo gehorig is en mijn hospita heeft haar opgedragen het naaiatelier weer op te heven. Tot op de dag van vandaag kijkt die vrouw me niet meer aan als ik haar op straat groet. Zo boos is ze.
Maar nu zit ik met een heel ander probleem. Ik voel me onder druk gezet. Heb zelfs het gevoel dat dit een achterbakse manier is om mij er uit te werken.
Als dat blowende, twintigjarige randgeval straks naast mij komt dan doe ik geen oog meer dicht en zit ik de hele dag in het lawaai. Ik kan niet goed tegen lawaai van de buren, mijn studententijd op kamers was verschrikkelijk om die reden. Het is zoals Saskia van de Autisme Specialist zegt: ‘Tegen je eigen geluiden kan je wel, maar geluiden van buitenaf geven je stress.’
De vriend van mijn hospita is zo’n GroenLinks jongen en ik vermoed dat hij zijn zoontje met de zachte hand opvoedt. Zijn zoontje blowt veel en is al enige keren met de politie in aanraking gekomen door geweldpleging. Hij is nog zonder strafblad en zijn vader geloofd er heilig in dat “hij gewoon de tijd nodig heeft”. Waarschijnlijk houdt hij hem de hand boven het hoofd. Dat dingetje van dat strafblad is ook wel belangrijk, want de jongen wil een lerarenopleiding gaan doen. Maar dat ze er met zijn tweeën zo erg hun best voor doen zijn eigen kind niet in huis te nemen, doet bij mij enige alarmbellen rinkelen. William heeft een goed plekje voor zijn zoon bedacht, in de salon waar ik nu woon. En als dat niet lukt kunnen we die meid er altijd nog uit pesten door die dwarse zoon van hem er pal naast te zetten. Zo voelt dat voor mij nu een beetje.
Mijn hospita is een redelijk naïeve vrouw, die erg meegaand is. Ik vermoed dat zij en haar broer ook wel enige kenmerken hebben van you-know-what. Des te meer baart het mij zorgen dat ze onder de invloedssfeer van haar vriend staat. Ik heb het idee dat hij aan de touwtjes trekt. Zo’n zachtaardige linkse man met fortuin, dat is de ergste soort. Zijn zoon zou vanuit deze stad ook beter kunnen studeren dan vanuit hun huidige woonplaats. Dan zou hij niet op kamers gaan en beschermd van de echte wereld nog even onder vaders vleugels zijn. Maar haar vriend heeft een kast van een huis daar, als hij dat verkoopt zou hij genoeg geld hebben om zijn zoon op een andere manier te steunen. Moet dat dan werkelijk toch ten kosten van mij gaan?
Zachte heelmeester maken stinkende wonden. Mijn vader heeft mijn ontsporende broertje ook in de puberteit onder zijn hoede gehad. Mijn broertje ontwikkelde crimineel gedrag en mijn vader heeft hem toen hel gegeven. Mijn broertje is hem daar nog altijd dankbaar voor en vind dat hij van alle kinderen het meest gedisciplineerd en succesvol is geworden door de harde hand van mijn vader.
Het staat dus vast dat ik hier met haar over moet praten. Moeilijke tijden liggen voor de boeg. Als ik niet uitkijk mag hij straks ook de zolder er nog bij. Dat is pal boven mij en dan zou ik echt gek worden.
Hoewel er een samenwoon plan bestond tussen mij en mijn vriendin, is dat nu van de baan. Dat spijt me wel voor haar, want zij wilde het wel op den duur. Ik heb lang de perfecte vriendin willen zijn en samenwonen voorgesteld. Maar met de kennis van nu weet ik dat het niet gaat gebeuren. Zij en ik kunnen prima een relatie hebben, maar wel beide in ons eigen huis.
‘Er zijn twee soorten mensen in deze wereld,’ zei mijn tante (die ook zeer introvert is en altijd alleen heeft gewoond) een keer,’ het soort mensen die zich opladen als ze bij anderen zijn en het soort mensen die zich opladen als ze alleen zijn’.
Dit heb ik ook aan mijn hospita gezegd, die mij toevertrouwde dat ze twijfelde over het samenwonen.
‘Weet je wat het is,’ zei ze, ‘ik woon al zo lang op mijzelf dat ik echt gewend ben geraakt aan alleen zijn. Ik weet niet of ik dat nog wel kan, samenwonen’.
‘Misschien ligt het er gewoon aan dat je een introvert mens bent, ik kan het om die reden ook niet en mijn tante ook niet,’ vertelde ik haar. Ik hoopte maar dat ze van haar samenwoon plannen af zou stappen.
‘Eerst maar eens drie weken rust, daar ben ik wel aan toe.’
Terwijl ik geagiteerd luister naar het gestommel boven mijn hoofd van de gefaseerde verhuizing van haar broer als ik dit schrijf, hoop ik maar dat het allemaal goed komt. Misschien moet ik ergens een huisje in een gehucht ver van deze stad accepteren om weer rust te hebben. In sommige doemscenario’s zie ik mezelf ruziën met die jongen en zijn vader. In andere zie ik mijzelf ten einde raad op een klein zeilbootje wonen, terwijl ik misselijk wordt van het heen en weer geschommeld, aangezien het nu zo stormachtig is. Vast staat dat het geen makkelijke tijd wordt en ik heel boos en geprikkeld zal zijn. Een gezegde komt in me op:
Alles waarvoor je moet vechten moet je loslaten
God weet dat je veel moet loslaten, als je autisme hebt…